Interview Vers Beton - Shantie Singh zet de kier naar het leven van verborgen vrouwen wagenwijd open
Tekst: Basia Dajnowicz
Beeld: Daphne van Drent
Jouw roman duikt in de wereld van de ambtenaren op het Stadhuis, in subculturen als de Hindoestaanse gemeenschap en uiteindelijk in gesloten achterkamers waarin een vrouw vastgezet is door haar echtgenoot en schoonfamilie. Allerlei leefwerelden komen samen. Voor wie is dit boek geschreven?
“Mijn eerste drijfveer was om een boek te schrijven over, maar ook voor de verborgen vrouwen van Nederland. En dan bedoel ik ‘verborgen’ in allerlei gradaties. Net als het personage Uma in mijn boek doet, probeer mijn collega-ambtenaren en ik om met deze vrouwen in contact te komen – via via, in de wijken. Voor hen is De Kier geschreven: voor de vrouwen die allerlei vormen van onderdrukking en huiselijk geweld ervaren vanuit allerlei achtergronden. Dat zij niet meer alleen als slachtoffer worden neergezet.”
Waarom wil je deze vrouwen niet als slachtoffer neerzetten?
“Het woord slachtoffer heeft te veel oordeel en bekijkt het probleem te eenzijdig. Daarmee sluit je niet alleen veel vrouwen uit, je wakkert ook een gevoel van schaamte aan. Als vrouw lees je dan een verhaal en je denkt: oh, dit is veel erger, dit verhaal gaat niet over mij. Of je schiet juist in de ontkenning: ik ben toch sterk, zoiets overkomt mij niet. Er zijn heel veel verschillende ‘slachtoffers’. Ook dichtbij, in jouw omgeving. In de Tarwewijk, maar ook in Blijdorp
Door alle verhalen die ik heb gehoord, spreek ik liever van ‘overlevers’. Er is juist veel kracht voor nodig om vol te houden in een situatie van onderdrukking, te overleven. Als je jezelf daarna ook nog uit een beklemmende, manipulatieve of zelfs gewelddadige thuissituatie weet te bevrijden – al is het maar door aan de bel te trekken – dan haal je veel kracht in jezelf naar boven. Enorm veel kracht. Ik denk aan vrouwen die zichzelf en hun kinderen moeten beschermen. Die moeten opstaan tegen een structuur die hen schaadt, maar ook veiligheid en duidelijkheid biedt. Het betekent soms opstaan tegen een hele cultuur, met familie en schoonfamilie en wie weet hoeveel achterneven die buiten rondlopen. Welke wereld ga je tegemoet als je daarvan losbreekt? Je kunt iemand alle hulp van de wereld aanbieden, maar zij moet zelf alle moed die ze heeft bij elkaar rapen en de stap zetten. Wanneer zíj er klaar voor is. Daarom: deze vrouwen zijn geen slachtoffers. Het zijn helden.”
Jouw hoofdpersoon is Uma. Ze is Hindoestaans, uitgesproken modieus, begaan met het lot van verborgen vrouwen en een Rotterdamse ambtenaar. De vergelijking met jou als schrijver is snel gemaakt…
“Dat mag! Mijn leven was een enorme inspiratiebron. Voornamelijk mijn werk. Maar het is uiteindelijk allemaal fictie geworden.”
Zijn er binnen het Rotterdamse stadhuis ook zo veel politieke intriges, machtsspellen en egostrijd als in jouw boek?
“Ja hoor. In mijn boek heb ik het natuurlijk uitvergroot en spannend opgeschreven. Maar waar macht is, schuurt het ook. Dat geldt overal ter wereld, ook in Rotterdam. Er zijn binnen de gemeente allerlei tegenstrijdige belangen, tegendraadse dynamieken. Kwesties die in de stad spelen worden soms ineens persoonlijk. Dan zit je er in principe als collega’s met hetzelfde doel in, maar word je ineens tegengewerkt. Precies zoals in politieke tv-series als Borgen. Maar dan aan de Coolsingel.”
In het boek krijgt Uma op een gegeven moment een AD-column, maar zij mag van de gemeente eigenlijk alleen maar mooi-weer-verhalen publiceren. Wat vond jouw werkgever ervan dat je een roman schreef over je baan?
“Natuurlijk heb ik ruim van tevoren aangekondigd dat ik dit verhaal wilde schrijven. Het is fictie, dat scheelt. Ik heb wel overlegd, en duidelijk aangegeven dat ik verborgen vrouwen op de agenda wilde zetten in romanvorm. Uiteindelijk vindt mijn werkgever het ook belangrijk dat hier aandacht voor is. Mijn verhaal neemt lezers mee in de complexiteit van de problematiek en maakt het invoelbaar. Collega’s vonden het vooral leuk dat er een keer een ambtenaar de hoofdrol heeft. Maar ook van lezers die niet werkzaam zijn bij de gemeente hoor ik dat het intrigerend is om een keer een kijkje achter de ramen van dat klassieke stadhuis te krijgen.”
“Ik wil dat verschillende perspectieven vanzelfsprekend zijn, mijne is toevallig Hindoestaans. Dat is geen statement”
Een terugkerend gegeven in je boek is dat Uma gezien wordt als ‘exotische’ collega op de werkvloer. Is dat ook op jouw ervaringen gebaseerd?
“Als ambtenaar met een kleurtje kun je je nog steeds best alleen voelen bij de gemeente, zeker als je opklimt. Hoe hoger je positie, hoe witter en mannelijker je collega’s. Dat aspect wilde ik ook terugbrengen in het boek. De twee Hindoestaans-Surinaamse ambtenaren zoeken elkaar meteen op. Lichtpuntje: de groepen trainees die ik begeleid worden steeds diverser. Er komt een shift aan. Ik kan duidelijk merken dat de trainees van kleur het fijn vinden om ook met mij te sparren. Voor hen ben ik een bewijs dat er ruimte is op deze positie voor iemand als zij. Representatie is gewoon heel belangrijk, ook omdat je dan oog krijgt voor de verschillende perspectieven van de stad. We lopen soms zo langs elkaar heen.”
De Kier beschrijft ook lange Rotterdamse wandelingen van de personages, vol vaste gewoontes, inkijkjes, routes, tramlijnen. Er zijn een hoop perspectieven te zien. Wat is het jouwe?
“Soms krijg ik de vraag of ik met dit boek een punt wil maken over de Hindoestaanse ervaring. Nou, nee. Net zo min als dat alle autochtone Nederlandse schrijvers per se voortdurend een punt willen maken over de Nederlandse ervaring. Ik wil dat verschillende perspectieven vanzelfsprekend zijn, mijne is toevallig Hindoestaans. Dat is geen statement.”
Heb je veel reactie gekregen vanuit de Hindoestaanse gemeenschap?
“Heel veel. Ook heel verschillende reacties. Sommige mensen zeiden: moet dat nou, die ingewikkelde schoonmoeder-schoondochterverhoudingen? Die beschrijvingen van het moeten koken en opruimen, en in dienst staan van de productie van nageslacht? Ja, dat moet. Er zijn steeds meer hoogopgeleide Hindoestaanse vrouwen met indrukwekkende carrières, maar veel van hen moeten nog steeds thuis knokken voor gelijkwaardigheid. Dat is zo dubbel. Ik kreeg ook reacties over of de seksscènes nou zo nodig moesten. Terwijl de Kama Sutra afkomstig is uit India!
Er zitten allerlei tegenstrijdigheden en conservatieve gedachtes in de Hindoestaanse gemeenschap die hun oorsprong hebben in kolonialisme en ontwrichting. Daar hebben we nu nog mee te maken. Online worden er gelukkig steeds meer culturele taboes besproken en aangepakt, daarin staan Hindoestaanse vrouwen aan het voorfront. Hopelijk herkennen zij zich ook in mijn boek. Maar vergis je niet. Witte, hoogopgeleide vrouwen hebben ook met onderdrukking te maken. Voor veel van hen weegt dat taboe dubbel. Ook van hen krijg ik berichten waarin ze hun persoonlijke verhalen delen. Het is universeel.”
Wat is nu de status van de verborgen vrouwen in Rotterdam?
“We weten het niet. In mijn dankwoord noem ik Fayza Oum’Hamed, een vrouw die in een extreme situatie vastzat, wat ik ook in mijn boek beschrijf. Toen haar verhaal naar buiten kwam spraken de kranten van driehonderd verborgen vrouwen in Amsterdam. We kunnen dit nooit precies weten, juist omdat het een verborgen probleem is en er zoveel gradaties van onderdrukking zijn. En juist daarom moeten we er actief en aanhoudend op focussen. Vastbijten en doorvragen. Nu we in sociale isolatie zitten is dat extra moeilijk, dat baart me wel zorgen. Het is nu des te belangrijker om goed te observeren wat er allemaal om je heen gebeurt.”
Hoe houden we onze ogen en oren open voor elkaar?
“Jezelf bewust openstellen, je eigen gewoontes doorbreken, levert al een andere kijk op. Een andere koffietent, een andere looproute, een andere supermarkt. Ik denk dat je al een heel eind komt als je er bewust van wordt hoe vastomlijnd je wereld is. Rotterdam heeft duizend gezichten. Variatie opent je blik. Daarmee kunnen we een oogje in het zeil houden. Aandacht hebben voor elkaar, en elkaar meer ‘echt’ zien. Dat is eigenlijk mijn pleidooi met De Kier. Hoe meer aandacht we hebben voor elkaar, hoe meer kans er is dat de mensen die onzichtbaar lijken, toch gezien worden.”