Column NieuwWij - Nooit onzichtbaar, voor wie echt kijkt
Vorige week vierden miljoenen mensen over de hele wereld het Divali feest. Ik was er één van. Voor mij heeft Divali alles te maken met kijken. Divali is voor mij het licht kunnen zien, ook in het duister, als alles tegen lijkt te zitten. En voor dat echte kijken, doe je elke dag je best. Ik was niet de enige. In Nederland vieren elk jaar velen Divali. Vol kleur, heerlijk eten, en veel licht. En toch, als je het een willekeurige voorbijganger vraagt, weet hij of zij niet wat Divali is. Een verborgen parel, zo kun je de Hindostaanse gemeenschap in Nederland noemen. Waar ligt dat aan? Aan de gemeenschap die niet genoeg lawaai zou maken om te worden gezien, zoals sommigen zeggen? Of ligt het aan wat anders?
Ik slaakte een gefrustreerde zucht na het lezen van de reportage. Dat lag verder niet aan het goed geschreven artikel. Ik kreeg alleen een enorm gevoel van déjà vu. Alweer diezelfde riedel. Iedere keer weer de onzichtbaarheid van de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap.
In 2015 kwam mijn debuutroman Vervoering uit, een kroniek over vier generaties van een Hindostaanse familie die binnen honderd jaar verspreid wordt over drie continenten in de landen India, Suriname, Nederland. Het boek is het resultaat van mijn fascinatie voor deze turbulente beweging door de geschiedenis over drie continenten, maar vooral de zoektocht naar mijn identiteit en de wens om het boek te schrijven dat ik als puber graag had willen lezen.
Ik ben dit boek gaan schrijven omdat ik mezelf in Nederland vaak een wandelend mysterie heb gevoeld. Extreem atypisch. Maar ook onzichtbaar. Omdat mijn ouders uit Suriname komen, mijn voorouders uit India, en ik zelf in Nederland ben geboren. Zo’n mooie, fascinerende en op onderdelen ook schrijnende geschiedenis. Die helemaal niemand leek te kennen. Waar ik nooit wat over leerde op school. Alsof wij er niet toe deden. Hoewel dit echt onderdeel is van onze Nederlandse geschiedenis, die koloniale tijd wat zo moeilijk is dat we het niet altijd recht kunnen en durven aankijken in dit land. En juist door dat gebrek aan kennis, kunnen soms pijnlijke “complimenten” worden gegeven, zoals ‘wat spreek je toch ontzettend goed Nederlands’. Het raakte me, maakte me boos, zette me aan tot schrijven.
Mijn allesoverheersende gedachte na het lezen van het artikel in NRC: heb je onder een steen gelegen als je nog steeds niet weet dat er Hindostanen in Suriname en Nederland wonen? In de jaren zeventig en tachtig was dat te vergeven. De jaren negentig, a la. Maar kom op, nu is het 2021. Er moeten rijkere, meer creatieve en vooral meer vernieuwende invalshoeken zijn voor redacties om te schrijven over de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap.
Het valt me op dat de verantwoordelijkheid voor de onzichtbaarheid vooral bij de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap zelf wordt gelegd. ‘We moeten harder durven roepen, prominenter onze plek durven claimen,’ zeggen sommige geïnterviewden. Maar nee, dat is volgens mij allang niet meer de crux. We zijn al zo lang onderdeel van de Nederlandse geschiedenis. Werkzaam en actief in allerlei sectoren van dit land. We zijn nooit onzichtbaar geweest. Niet voor redacties, programma’s, geschiedenisboeken, of wat dan ook. Het is tweerichtingsverkeer. Onzichtbaarheid en onwetendheid ligt ook aan de ander, die simpelweg niet echt kijkt. Het enige wat nodig is om dit te veranderen is echt kijken, echte interesse. Een mysterie zijn we allang niet meer.