NRC: 'Je diploma is je eerste man, heel Surinaams'.

‘Ik heb me altijd een buitenbeentje gevoeld. Op de basisschool in Almelo al, waar ik samen met mijn zusje een van de weinige meisjes met een kleurtje was. Het was een christelijke school. ‘Jij bent niet christelijk toch’, vroegen klasgenootjes. Nee. Wat ben je dan wel? Tja, wat ben ik dan wel?

„Ik ben in Almelo geboren. Mijn ouders in Suriname. Mijn vader was 23 toen hij naar Nederland kwam, mijn moeder 18. Mijn moeder komt uit Parimaribo, echt een stadsmeisje. Ze had een kort kapsel en droeg spijkerbroeken. Mijn vader komt uit Nickerie, een traditioneel plattelandsmilieu. Voor hem betekende migreren naar Nederland ook een kans om zijn leven in eigen hand te nemen.

„Vooral mijn moeder miste Suriname erg. We hadden in Nederland toen weinig familie. Voor Surinaamse groenten en kruiden moesten we naar Enschede. Daar kochten mijn ouders Bollywoodfilms. Daar keken we thuis naar: ik zag mensen die op mij leken maar die ik niet kon verstaan. Een Surinaams broodje of nasi eten was een uitje.

„We verhuisden naar Alphen toen ik zes was. Ook daar woonden we in een flat, net als in Almelo. Later ruilden we die in voor een eengezinswoning. Net als de andere kinderen van mijn klas.

 

‘Je diploma is je eerste man. Dat kreeg ik mee van mijn ouders. Heel Surinaams, die nadruk op studeren. Mijn vader had onderwijzer willen worden, maar werkte in Nederland bij de facilitaire dienst. Mijn moeder was huisvrouw. Ze haalde een boekhouddiploma. Ik herinner me dat ik haar boven de boeken zag zitten als ik ging slapen. En als ik wakker werd, zat ze er nog steeds. Later werd ze secretaresse in een verpleeghuis.

„Mijn zusje en ik konden goed leren. Ik merkte dat mijn vader het heel fijn vond om dat te kunnen zeggen. Mijn ouders waren een stimulans maar de aandacht voor een goede opleiding voelde ook als een druk. Mijn zusje is twee jaar jonger. We hebben een hechte band.

Ik was cheerleader bij de Amsterdam Admirals. Optredens in zo’n glimmend pakje. Ik was de enige in de groep die studeerde aan de universiteit.

„Ik ging naar een open dag van de studie bestuurskunde in Rotterdam. Het voelde meteen goed. Een eigenwijze stad vol beweging. Een beetje underdog, ten opzichte van Amsterdam. Met die rol identificeerde ik mij. Zit je vol plannen en dromen, dan pas je er lekker tussen. Toch voelde ik me weer, of beter, nog steeds, een buitenbeentje. Die andere studenten hadden allemaal ouders die iets ‘hoogs’ deden. Ze hadden thuis allemaal een abonnement op de krant. Ik was de eerste van de familie die ging studeren.

„Ik heb altijd graag en veel gedanst. Sinds mijn zesde al. Dat bleef ik ook in mijn studietijd doen. Ik was cheerleader bij de Amsterdam Admirals. Dat was tien uur per week trainen. Optredens in zo’n glimmend pakje. Grappig genoeg voelde ik me ook dáár weer een buitenstaander: Ik was toen de enige in de groep die studeerde aan de universiteit.

‘Schrijven is een passie. Die kant van mij ontdekte ik op de universiteit. Ik heb een roman geschreven over drie generaties van een Hindoestaanse familie. Dat boek kwam voort uit mijn zoektocht naar waar ik vandaan kom. De Hindoestaanse migratiegeschiedenis in de vorm van een familiekroniek. Ik heb eindeloos archiefwerk gedaan maar ook veel familieleden geïnterviewd. Mijn ouders vonden dat heel spannend en soms confronterend. Migranten kijken graag vooruit, naar de toekomst. Ik ging opeens terugkijken en wilde alles heel precies weten.

„Het boek is fictie maar ook deels gebaseerd op hun leven. De eenzaamheid van mijn piepjonge moeder, net in Almelo, komt erin voor. Het boek laat zien waar ik vandaan komt. Ik vind het best bijzonder waar ik nu ben.

„Ik heb net een tweede boek klaar: De Kier. Dat is gebaseerd op het werk dat ik doe als ambtenaar bij de gemeente Rotterdam. Ik adviseer over de aanpak van huiselijk geweld. Ik word vaak een atypische ambtenaar genoemd. Ik ben niet paarse krokodilachtig. Ik hou van verhalen vertellen, van performen. Die kant laat ik ook toe in het werk. En een vrouw met een kleurtje in het hogere kader, dat is ook nog steeds bijzonder.

„Ik heb het boek geschreven in de avonduren en weekenden. Zittend tegenover mijn man die ook werkte. Het is een druk leven. Maar ik wil het allemaal. Alles willen, dat hoort wel bij me.”

(C) Shantie Schrijft